Organisatie & ordonantie

Voorbeeld: Ordonnantie op de tolheffing, 1804
Collectie Geschiedenis Friese Scheepvaart (Fries Scheepvaartmuseum)

Regelingen en richtlijnen in ordonnanties

De trekvaart in de provincie Groningen werd door de overheid geregeld, door middel van zogeheten ordonnanties. Deze stonden vol bepalingen, geboden en verboden over schuit, schipper, trekvaart en jaagpad, maar ook zaken als vertrektijden en tarieven. Oneerlijkheid zoals te hoge prijzen werd hiermee zoveel mogelijk voorkomen. Nog nooit was het gekomen tot zo’n strak georganiseerde vervoersonderneming,


Trekschuit

Ook van het schip zelf werd van alles gevraagd. Het moest in goede conditie zijn en gemaakt van goede materialen. Vanwege de kleding van de passagiers mocht de trekschuit niet zoals eigenlijk gebruikelijk voor het houtwerk geteerd worden, maar alleen geverfd. In het donker moesten kaarsen branden.

In verband met een tegemoetkomend schip als “tegenligger” bestond een soort voorrangsregeling. Het jaagpad was namelijk meestal maar aan één oever aanwezig


Schipper en passagiers

De schipper moest vakbekwaam en behulpzaam zijn, niet dronken. Ook mocht hij de passagiers niet te lijf gaan, geen aanstoot geven door woordgebruik of daden. Fooien vragen of aannemen was streng verboden. Om als schipper te kunnen varen moest men van goed en eerlijk gedrag zijn, vroom, Vanwege de vereiste administratie hoorde hij behoorlijk te kunnen lezen en schrijven. Was hij ziek? Dan moest hij op dat op tijd doorgeven aan de commissaris.

In het geval van dronkenschap, schelden en ruzie schoppen door passagiers werd de lastige persoon door de schipper uit de schuit gezet en aangegeven. Op roken en pruimen in de kajuit stond een boete.

De trekschuit was alleen bedoeld voor personenvervoer, maar als het niet te veel last gaf mochten kleine pakjes en bagage ook mee, net als bedelaars zonder geld. Varkens, kippen en mandjes met eieren mochten niet mee.
De dorpsschippers op hun beurtschepen daarentegen mochten wel goederen maar geen mensen vervoeren. Daar trokken ze zich, ondanks het verbod, niet zoveel van aan. Het bleef een probleem. Heel wat hevige gevechten hebben in deze eeuwen plaatsgevonden rondom het schuitverkeer, vooral waar het concurrentie om de handel betrof.


Knecht en snikjong

Aan boord en op de wal werkte knechten van de veerschuit aan verschillende taken. Een scheepsjager, snikjong, snikvent of joagertje in het Gronings, trok het schip met behulp van een paard: jagen genaamd (joagen, in het Gronings). Meestal was dit een jongen van minimaal acht jaar oud, maar ook ouderen werkten als scheepsjager. De meeste schippers van trekveren hadden eigen paarden en een eigen, vaste, snikjongen, vanwege de strenge dienstregeling.

Een beroepsscheepsjager had een zwaar leven. Vaak sliep hij bij de paarden in het hooi en werd hij niet altijd zachtzinnig behandeld door de schipper. Voordat de schuit vertrok blies het snikjong op zijn blikken hoorn. Met verstijfde, koude lippen zal dit niet altijd even prachtig hebben geklonken. En niet elke knaap zal het instrument goed hebben kunnen bespelen. Maar ongetwijfeld hadden sommigen dan weer zo’n virtuoze techniek, dat ze meerdere tonen konden laten horen. Hoe dan ook, men moet zich voorstellen dat het zo intens stil was op het op het platteland in Noord-Groningen dat het hoorngeluid van het snikjong een heel opvallend geluid was, muziek hoorde men zelden (behalve een kerkorgel). Elk schip had zijn eigen snikversje met bijbehorende melodie. Zodra het deuntje was gespeeld werd de loopplank binnengehaald voor de afvaart van de snik. Er zijn meerdere sniklaidjes bewaard gebleven uit de lange periode tussen ca. 1660 – 1900. In veel liedjes wordt gevraagd of er koffiegezet is.


“Ervaar de trekvaartroute in Noord Groningen vanaf het water, op de fiets of te voet!”

Share by: